De balans opmaken: buitenlucht vs bodem
We beperken ons tot het maken van een vergelijking tussen warmtepompen die gebruik maken van buitenlucht- of bodemwarmte. Tussen de bodemwarmte systemen onderling zijn de verschillen minder groot.
Allereerst het financiële plaatje bij de aanschaf. Voor elke warmtepomp moet lage-temperatuur verwarming worden gebruikt voor een gunstige COP-waarde. Vrijwel altijd zal dit neerkomen op vloerverwarming. De aanschaf van de eigenlijke installatie zal voor buitenlucht- of bodembron op eenzelfde bedrag uitkomen omdat de techniek vrijwel identiek is. Wel treedt er verschil op bij het aanleggen van het buitendeel, want een buitenventilator is eenvoudiger aan te leggen dan een bodemwarmtedeel. Voor het boren van een put moet worden gerekend op een bedrag van €5.000 tot €10.000, afhankelijk van de bodemsituatie. Dit is aanzienlijk duurder dan het plaatsen van een ventilator. Bij de aanschaf mag in beide gevallen rekening worden gehouden met de subsidie (ISDE) die de overheid dezer dagen geeft op warmtepompen: ca. € 3.000 voor een lucht/water type, ruim €4.000 voor een water/water type. Gezien de maatschappelijke voordelen van een grondwaterbron zou de overheid er goed aan doen om hier apart een subsidiebedrag voor ter beschikking te stellen.
Dan de exploitatiekosten. Die hangen natuurlijk sterk af van de te leveren hoeveelheid warmte, dus van de isolatiewaarde van de woning, van de ligging, de grootte en de warm tapwater behoefte. Zoals we bij Bodem en Buitenlucht zagen, kan een warmtepomp voor vloerverwarming een COP van ruim 5 halen: hij levert ruim 5× meer warmte dan hij kost aan elektrische energie. Met een duidelijke restrictie voor de warmtepomp op buitenlucht: wanneer het erop aankomt - als het gaat vriezen - levert die minder warmte op bij dezelfde stroomkosten - 1½ keer - of nog erger bij zware vorst. Dat heeft zowel repercussies voor de verwarming van de woning, het (minder snel) maken van warm tapwater als voor de portemonnee. De extra kosten van € 5.000 - € 10.000 (exclusief eventuele leges) voor de aanleg van een bron moeten worden uitgezet tegen de levensduur ervan: veel meer dan 30 jaar . . .
Afgezien van de aanschafkosten is de bodemwarmtebron in het voordeel ten opzichte van de buitenluchtbron. Op elektrakosten zal bij die eerste flink worden bespaard, niet alleen bij de warmteproductie maar ook bij de vloerkoeling.
De geluidshinder van de ventilatieunit voor de buren vormt tevens een minpunt voor de buitenluchtbron. Bij die laatste zijn nog twee maatregelen nodig die de COP verlagen en die ook gelden voor de ventilatiewarmtepomp. Wanneer de koude kant onder het vriespunt komt, zal er ijsafzetting kunnen optreden die periodiek ontdooid moet worden. Ook worden deze systemen meestal met een elektrisch element uitgerust voor bijverwarming bij (strenge?) vorst, met noodgedwongen COP = 1. Zie het kader uit een handleiding.
Tenslotte nog iets over de zogenaamde hybride warmtepomp. Dit is een kleine warmtepomp die in het voor- en naseizoen de verwarming van de gasketel overneemt. Die laatste blijft nodig voor de echte winter en voor de productie van warm tapwater.
De vraag is natuurlijk of het geld dat aan de hybride pomp wordt besteed niet beter aan extra isolatie kan worden uitgegeven, of aan een all-electric pomp. Zeker wanneer de hybride pomp bij het vuil moet worden gedumpt wanneer de wijk gasloos wordt. Een afweging die je niet alleen aan de leverancier moet overlaten. . .